De wet houdende fiscale en sociale vergroening van de mobiliteit, wijzigt het wettelijk kader van het mobiliteitsbudget. Hierna vindt u een overzicht van de wijzigingen:

 

  1. Afschaffing van de uitzondering voor “einde reeks” voertuigen

In pijler 1 kunnen werknemers enkel opteren voor koolstofemissievrije wagens. Voertuigen “einde reeks” vormden hierop een uitzondering. Deze uitzondering is vanaf 1 januari 2022 afgeschaft.

 

  1. Nul emissie-voorwaarde vanaf 1 januari 2026

Vanaf 1 januari 2026 moet de bedrijfswagen in pijler 1 volledig elektrisch zijn zonder CO2-uitstoot.

 

  1. Verplicht aanbod in pijler 2

De werkgever is vanaf 1 januari 2022 verplicht om een aanbod te doen in pijler 2 ‘duurzame vervoersmiddelen en huisvestingskosten’.

 

Elke besteding die de werknemer binnen deze tweede pijler maakt, is volledig vrijgesteld van sociale zekerheidsbijdragen en belastingen.

 

  1. Uitbreiding keuzemogelijkheden in pijler 2

Vanaf 1 januari 2022 beschikt de werknemer over de volgende keuzemogelijkheden in pijler 2:

 

  • Zachte mobiliteit

De volgende elementen worden toegevoegd:

  • Financieringskosten, zoals bijvoorbeeld fietsleningen, stallingskosten en kosten voor uitrusting om de veiligheid en zichtbaarheid van de bestuurder en zijn passagiers te verhogen;
  • Nieuwe categorie van elektrische voortbewegingstoestellen: driewielers (personenvervoer) en vierwielers met gesloten passagiersruimte.

 

  • Openbaar vervoer

Hieronder vallen zowel abonnementen als vervoerbewijzen. Het gaat nu ook om abonnementen voor de inwonende gezinsleden van de werknemer. Voor de werknemer zelf moet het abonnement niet langer gelinkt zijn aan zijn woon-werkverkeer. Bijgevolg is elk type abonnement mogelijk.

 

  • Parkeerkosten

De parkeerkosten worden gelijkgesteld met duurzame vervoersmiddelen. Het gaat om parkeerabonnementen die verband houden met het gebruik van het openbaar vervoer. Bijvoorbeeld: een abonnement voor een parking aan een station dat wordt aangekocht in functie van een treinabonnement voor het woon-werkverkeer van de werknemer.

 

  • Voetgangerspremie

Ook de voetgangerspremie wordt gelijkgesteld met een duurzaam vervoersmiddel. Het gaat om een voetgangerspremie voor woon-werkverplaatsingen.

 

Deze premie wordt uitsluitend in het kader van het mobiliteitsbudget gecreëerd. Het bedrag ervan zal gelijk zijn aan het bedrag van de fietsvergoeding (€ 0,25/km; onder voorbehoud van publicatie in het Belgisch Staatsblad). Woon-werkverplaatsingen met (elektrische) step, hoverboard enz. kunnen op dezelfde wijze worden vergoed. De premie is niet van toepassing voor woon-werkverplaatsingen die te voet of met een step worden afgelegd buiten het mobiliteitsbudget.

 

  • Huisvestingskosten en kapitaalaflossingen

Dichtbij het werk wonen is bij uitstek een duurzame mobiliteitsoplossing.

 

Wie binnen een straal van 10 km (in plaats van 5 km) – in vogelvlucht – van de normale plaats van tewerkstelling woont, kan het huurgeld of de intresten van een hypothecaire lening financieren met het mobiliteitsbudget.

 

  1. Minimum en maximum grens

Vanaf 1 januari 2022 bedraagt het mobiliteitsbudget minimum € 3.000 en maximum € 16.000 per kalenderjaar. De regering kan via een koninklijk besluit ook een formule vastleggen voor de berekening van het mobiliteitsbudget.

 

Werkgevers die reeds een mobiliteitsbudget toekenden, hebben tot 1 januari 2023 de mogelijkheid om het budget aan deze grenzen aan te passen.

 

  1. Beroepskosten en vermindering TCO

De kosten van de bedrijfswagen als gevolg van het gebruik voor beroepsdoeleinden, mag de werkgever in mindering brengen van de TCO op voorwaarde dat hij de kosten van de werknemer voor verplaatsingen voor beroepsdoeleinden bovenop het mobiliteitsbudget vergoedt bij de toekenning ervan.

 

  1. Afschaffing wachttermijnen

Vóór 1 januari 2022 moest de werknemer een wachttermijn doorlopen voordat hij een aanvraag voor mobiliteitsbudget kon doen. Dat is nu veranderd. De wachttermijn wordt geschrapt. Het recht op een bedrijfswagen zal volstaan om in aanmerking te komen voor het systeem van het mobiliteitsbudget.

 

De wachttermijn voor de werkgever wordt wel behouden. De werkgever kan enkel een mobiliteitsbudget invoeren wanneer hij gedurende 36 maanden onmiddellijk voorafgaand aan de invoering van het mobiliteitsbudget minstens 1 bedrijfswagen ter beschikking stelde aan minstens 1 werknemer.

 

Voor werkgevers die pas opstarten, geldt deze wachttermijn niet.

 

Bron: Wet van 25 november 2021 houdende fiscale en sociale vergroening van de mobiliteit, BS 3 december 2021.

 

Heeft u vragen? Wenst u meer informatie over dit artikel? Neem gerust contact op met de juridische dienst!