Op 29 maart 2019 werd de wet betreffende de invoering van het mobiliteitsbudget in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd.

Werknemers die een bedrijfswagen hebben of daarvoor in aanmerking komen en de bedrijfswagen inruilen, krijgen een mobiliteitsbudget ter beschikking.

Het bedrag van het mobiliteitsbudget komt overeen met de jaarlijkse bruto kosten van de bedrijfswagen voor de werkgever, met inbegrip van de fiscale en parafiscale lasten en de daarmee gerelateerde kosten in het kader van het bedrijfswagenbeleid, zoals de financieringskosten, de brandstofkosten en de solidariteitsbijdrage.

Dit betekent dat een werknemer die verder van zijn werk woont, een hoger budget zal krijgen dan een werknemer die dichter woont.

Een werknemer kan zijn mobiliteitsbudget in 3 pijlers besteden:

 

Pijler 1: milieuvriendelijke bedrijfswagen

Binnen pijler 1 kan de werknemer kiezen voor een bedrijfswagen die minstens even milieuvriendelijk is als het voertuig waarover hij beschikte. Het kan daarbij gaan over een elektrische wagen of een bedrijfswagen die aan een aantal cumulatieve voorwaarden beantwoordt.

Deze wagen ondergaat de gewone sociale en fiscale behandeling van een bedrijfswagen. De werkgever dient dus een bijzondere solidariteitsbijdrage te betalen aan de RSZ en er wordt een voordeel van alle aard berekend voor de werknemer.

 

Pijler 2: alternatieve vervoersmiddelen

Het deel van het mobiliteitsbudget dat niet werd gebruikt voor de financiering van een bedrijfswagen en daarmee gerelateerde kosten in het kader van het bedrijfswagenbeleid, zoals bijvoorbeeld de brandstofkosten, wordt ter beschikking gesteld van de werknemer voor de financiering van duurzame vervoermiddelen.

Onder duurzame vervoermiddelen wordt verstaan:

  • Sachte mobiliteit (aankoop, huur, leasing, onderhoud en verplichte uitrusting van fietsen, steps,…);
  • Openbaar vervoer;
  • Georganiseerd gemeenschappelijk vervoer;
  • Deeloplossingen;
  • Mobiliteitsdiensten die een combinatie zijn van de voormelde duurzame vervoermiddelen.

Het deel van het bedrag dat de werknemer binnen deze pijler spendeert is volledig vrijgesteld van socialezekerheidsbijdragen en bedrijfsvoorheffing.

Voor de werkgever is het bedrag een aftrekbare beroepskost.

 

Pijler 3: saldo

Het deel van het saldo dat de werknemer niet gebruikt, zal hem één keer per jaar in geld worden uitbetaald, uiterlijk samen met het loon van de eerste maand van het daaropvolgende jaar.

Om deze pijler te ontmoedigen ten opzichte van pijler 2 wordt voorzien dat het bedrag dat in aanmerking komt voor uitbetaling in geld onderworpen wordt aan een specifieke sociale bijdrage van 38,07% (25% werkgeversbijdrage en 13,07% werknemersbijdrage).

Het saldo wordt opgenomen in de berekeningsbasis voor de werkloosheidsuitkeringen en wordt beschouwd als een brutoloon in functie waarvan het rustpensioen wordt berekend.

Om antwoorden te bieden op vragen van werkgevers en werknemers, lanceerden vice-eersteminister en minister van werk Kris Peeters, vice-eersteminister en minister van financiën Alexander De Croo en minister van sociale zaken Maggie De Block begin deze week de website www.mobiliteitsbudget.be.

Op deze website worden de principes en de toepassingen van het mobiliteitsbudget op een eenvoudige manier uitgelegd. Het is de bedoeling om de website regelmatig te updaten naargelang er extra vragen komen over het mobiliteitsbudget.

 

Bron: Wet dd. 17 maart 2019 betreffende de invoering van een mobiliteitsbudget (1), B.S. 29 maart 2019; K.B. dd. 21 maart 2019 tot uitvoering van de wet van 17 maart 2019 betreffende de invoering van een mobiliteitsbudget, B.S. 29 maart 2019 en www.mobiliteitsbudget.be.

 

Heeft u nog vragen? Wenst u meer informatie over dit artikel? Neem gerust contact op met de juridische dienst!